Zandwegen

Auteur Pim Steenbergen
door Pim Steenbergen
8 november 2017

De hoedanigheid van het wegdek leeft nog voort in de namen van landwegen als Linschoterzandweg, Engherzandweg en Kort Zandpad. In 1644 werd octrooi verleend op de keur voor het maken van een zandpad van Oudewater tot Linschoten. 
Landwegen waren tot dan toe ondergeschikt aan waterwegen, waarover het transport van goederen plaatsvond. Maar kerkgangers, boeren en plaatselijk verkeer gebruikten de paden, kaden en dijken.
De begaanbaarheid was erbarmelijk. Vooral in de winter en in perioden van regen veranderden de wegen in modderpoelen en werden daardoor onbegaanbaar.
Overal verzocht men de Staten van Holland en Utrecht de paden te mogen bezanden: “tot gerief van alle passanten, maar sonderinge van de ingesetenen en haare kinderen, omme te bequamer tot het gehoor van Gods Woord te komen, alsmede omme te gevoeglyker te konnen aangesprooken en besorgd worden met vertroostingen en vermaningen in haare krankheden” aldus het verzoek.
Kortom, men wilde in de nette kleren schoon en droog in de kerk kunnen komen.
Maar ook zandwegen vroegen regelmatig onderhoud. Grote gaten en kuilen moesten worden gedicht. Aanwonenden der hoeven hadden daartoe een plicht, de zogenaamde hoeveslag, die met speciale paaltjes werd aangegeven. Omdat niet iedereen zijn taak naar behoren vervulde, werd tenslotte het wegonderhoud gecentraliseerd en meestal toebedeeld aan de waterschappen. De situatie van de zand- en grindwegen heeft in de buurtschappen tot na de Tweede Wereldoorlog  geduurd.

Bron: routeboekje Tureluren en Flierefluiten in het Groene Hart, auteur Pim Steenbergen, tekeningen Hans Ringers. Uitgever: stichting Struinen en Vorsen.
©2015 Niets van deze tekst mag geheel of gedeeltelijk vermenigvuldigd of gepubliceerd worden zonder toestemming van de uitgever en auteur.