Terug naar het overzicht
Door: Pim Steenbergen 15 november 2018

In het 'Struinen-en Vorsengebied', midden in het Groene Hart zijn veel opmerkelijke zaken te vinden en waarnemingen te doen. Pim Steenbergen, documentalist van de stichting Struinen en Vorsen struint bijna dagelijks het gebied af. Opmerkelijke zaken worden door hem verhaald in woord en beeld en verder uitgediept.

Thema's


Plaatsen

Bakenbomen

Bakenbomen


streekverhaal66

 

Kent u ze ook…van die betoverende plekken, waar alle sores wegvloeit en alleen schoonheid over blijft om in weg te dromen? Stranden, woeste rotskusten en hier in het Groene Hart de overweldigende weidsheid of het rivierenland altijd gestoffeerd met bomen. Ik moet dan altijd denken aan het gedicht van Marsman met zijn “rijen ondenkbaar ijle populieren” . Dezer regels zijn in me geworteld. De knotwilg mag dan het merk zijn voor de boerenerven en linten in ons landschap, geen boom is zoveel bezongen om zijn bijdrage aan het karakteristiek van het overigens vlakke land in Holland als de populier. Neem Guido Gezelle met “wit als watte en tegenader, groen is ’t bont abeelgeblader”. Ja, in de literatuur en dichtkunst is de poppel met gemak al z´n concurrenten de baas. Deze uit de kluiten gewassen boom kan zich zelfs beroepen op een eigen stichting en een heuse Nationale Populieren Commissie. Geen knotwilg doet hem dat na. Het schijnt nodig te zijn, want het gaat niet goed met het populierenareaal. Dat is wel eens anders geweest. Esp, poppel, peppel, abeel of populier…geen boom kan prat gaan op zoveel namen. Het woord populier is afgeleid van het Griekse Populus , dat in vrouwelijke vorm herleid kan worden naar sidderen en in mannelijke vorm menigte betekent. Het verwijst naar het geluid, dat de talloze bladeren bij elk zuchtje wind produceren. De bladeren van de ratelpopulier zitten zo dicht opeen en dermate losjes aan de bladsteel, dat hun kabaal hele flatgebouwen uit de slaap schijnt te houden. De boom heeft in Vlaanderen de bijnaam vrouwentong vanwege het voortdurende geratel. In de Griekse mythologie gebruikte Medea, als beschermster van de toverplanten, de populier bij haar rituelen. Dit gebruik herleefde in het middeleeuwse heksengeloof, waarbij het populierenblad z’n diensten bewees in allerlei brouwsels. Niet zo gek want het salicine uit de boom werkt sterk antiseptisch, in die tijd een zeer tot de verbeelding sprekende eigenschap. De landschappelijke waarde van populieren is ongeëvenaard. In ons platte land domineren ze met hun hoogte en forse kruinen de horizon, vooral in het rivierengebied. Daar ook deden ze dienst als bakenboom langs de oevers. Van origine hoort de zwarte populier dan ook thuis in de ooibassen en vloedvlakten rond rivieren. Naast de zwarte is er ook de grauwe en witte abeel, de balsempopulier, de Italiaanse en Canadese, die overigens uit Amerika komt. Sinds die laatste hier zijn intrede deed in de 18e eeuw, zijn tal van kruisingen ontstaan en momenteel zijn alleen al in Nederland meer dan 40 klonen bekend. Tot de vijftiger jaren werd het hout gebruikt voor klompen en als bouwhout, nu gaat het vooral om pallets en papierfabricage. Toch heeft de populier last van een slecht imago, vooral in de verstedelijkte samenleving. Werden er in de hoogtijdagen, vooral vanwege de snelle groei en pionierseigenschappen van deze soort, nog 600.000 populieren per jaar gepoot, nu is dat gezakt tot 30.000; een daling van 95%. De boom zou door zijn omvang te bedreigend zijn bij storm, teveel last hebben van takbreuk, een ruimteslurper bovendien, een pluisjesproducent en een verwoester van het asfalt als vlakwortelaar. Nee ..de populier is niet populair in de steenwoestijn, maar wat mij betreft mag hij blijven langs de linten in het landschap, op de wallen van Wierickerschans, als baken in het land of ergens langs de Lek, al was het maar om het gedicht van Marsman te visualiseren.

Pim Steenbergen.

Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan,
rijen ondenkbaar ijle populieren als hoge pluimen aan de einder staan;
en in de geweldige ruimte verzonken de boerderijen verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen, kerken en olmen in een groots verband;
de lucht hangt er laag  en de zon wordt er langzaam  in grijze veelkleurige
dampen gesmoord, in alle gewesten wordt de stem van het water
en zijn eeuwige rampen ; gevreesd en gehoord.

H.Marsman.