Terug naar het overzicht
Door: Onbekend 20 december 2018

Thema's


Plaatsen

De Regentenfamilie

Het Museum Bisdom van Vliet is het familiehuis van het patriciërsgeslacht Bisdom van Vliet.
De laatste bewoonster, Paulina le Fèvre de Montigny - Bisdom van Vliet (1840-1923), bepaalde in haar testament dat het huis en de wijze waarop zij het had bewoond, bewaard moesten blijven. Klaarblijkelijk had zij de behoefte om het huis met zijn inrichting en talloze familieportretten voor het nageslacht te bewaren zodat de naam van haar familie zou blijven voortleven. Zij liet ook de middelen na om het huis in stand te houden.

De geschiedenis van de familie Bisdom begint omstreeks 1550 met Jan Bisdom uit Crimpe (Krimpen aan de IJssel). De familie is van niet-adellijke geboorte, maar verkreeg de toevoeging van Vliet in 1755 door aankoop van de restanten van het slot te Vliet. Deze toevoeging is aan het eigendom, niet aan de geboorte gerelateerd.

Het geslacht Bisdom van Vliet was een welvarende regentenfamilie waarvan verschillende leden invloedrijke functies vervulden zowel in de locale politiek als in de V.O.C. De familie had bezittingen in Noord- en Zuid-Holland, waaronder polders en heerlijkheden met de bijbehorende rechten (visrecht, molenrecht, tiendrecht). Naast handelaren telde het geslacht ook notabelen. Adriaan Bisdom (1664-1728), die zich als eerste in Haastrecht vestigde, was bijvoorbeeld notaris. Hij was het die in 1694 de enorme rode beuk plantte die nog steeds achter het huis staat.

Verschillende leden van de familie hadden belangrijke bestuursfuncties in Haastrecht en de directe omgeving. Een van de zonen van Adriaan, Theodorus, was dijkgraaf van de Krimpenerwaard en burgemeester van Haastrecht. Verschillende telgen van het geslacht zouden zijn voorbeeld volgen. 
Vanwege hun bezit, de openbare functies en de rechten was de familie Bisdom van Vliet zeer invloedrijk. Zij speelde niet alleen een grote rol in het openbaar en kerkelijk bestuur, maar bepaalde ook het leven van talloze gezinnen in Haastrecht en omgeving doordat de kostwinners als pachter of werknemer van haar afhankelijk waren.

In de tweede helft van de negentiende eeuw werd het 'familiebedrijf' in de praktijk gerund door Paulina en haar moeder, Maria Elisabeth Knogh. Zij hielden de administratie bij, niet alleen van de huishoudelijke uitgaven, maar ook van de opbrengsten en uitgaven van alle bezittingen, terwijl vader Marcellus en echtgenoot Johan hun bestuursfuncties vervulden en zaken deden in Rotterdam en Den Haag. Na het overlijden van haar moeder in 1871 deed Paulina dit werk alleen. Toen haar echtgenoot overleed, in 1881, vervielen haar sociale verplichtingen en bestuurlijke contacten als burgemeestersvrouw, wat haar heel zwaar viel. 
Als weduwe bouwde zij een nieuw netwerk en een eigen sociale status op door zich in te zetten voor het maatschappelijk leven van Haastrecht. Zij nam het initiatief voor de bouw van een nieuwe kerk voor de progressief denkende Nederlandse Protestantenbond en ondersteunde de bond financieel. Zij ondersteunde ook de ontwikkeling van de cultuur- en sportbeoefening in de gemeente met initiatieven en flinke financiële bijdragen. Zo liet zij het verenigingsgebouw Concordia neerzetten in 1900.